Het begint met een streling door het haar. Net dat tikkeltje te ruig, en precies naast die plek waar het moet. U weet wel, die magische zone tussen de oorlel en het kaakbeen. Daar waar het kleine meisje van weleer zich nog steeds verborgen houdt, en bij iedere toevallige streling weer heel eventjes ontwaken mag.
Daar zat de hand dus niet. Vlak op mijn achterhoofd zat het, een net iets te weinig vrijblijvende druk in zijn richting uit te oefenen. Daar dus, waar agenten doorgaans kaalgeschoren hooligans-op-weg-naar-de-combi grijpen.
Inmiddels had de tweede hand al feilloos zijn weg gevonden naar dat andere Plekje. Daar waar de wervelkolom in het bekken uitmondt en verleidelijk de bips aankondigt. Op zulk een vlijtige manier werd daarover gewreven dat ik heel even twijfelde of hij niet stiekem gewoon dat achtergebleven klontertje andalouse van zijn recentelijk verorberde pita probeerde te verwijderen. Ik zweeg wijselijk.
En toen kwamen we aan op Honk II. In een plotse snok, als bij het liftje van een ruitenwasser waarvan de katrollen het heel even begaven, belandde zijn hand vlak op mijn kont. Daar bleef het heel even roerloos zitten. Alsof het van de emoties moest bekomen. Heel eventjes maar, want al snel konden de gleufjes mijner bips alweer van zijn volle wrijvende aandacht genieten. Inmiddels leek ook die andere hand te hunkeren naar een nieuwe level. Enthousiast schoot het ter hulp. Niet dat de eerste mijn – het moet gezegd – strakke kont niet alleen aankon, maar soit. Eerlijk is eerlijk. Jedem das Seine.
Dit alles gebeurde uiteraard blindelings en vlot, zonder ook maar één seconde oogcontact te verliezen. Ook hier net dat tikkeltje te diep om mij niet ontzettend ongemakkelijk te laten voelen. Personal Space? Kletskoek!
Konden ogen spreken, dan dompelde het gapende paar tegenover mij me ongetwijfeld onder in een hele pot vunzigheden, waar zelfs Emanuelle geïntimideerd van zou geraken. Als een vette paradox zat het in zijn gezicht: de combinatie van ongebreidelde lust in zijn blik en die tevergeefs voor de spiegel geoefende wat-ben-ik-toch-een-schatje-lach.
Jaha, natuurlijk lag het er vingerdik op, dat zo'n voorspel alleen maar onheil brengen kon. Maar het was die ene streling, rakelings over mijn wang tot in mijn haar. Recht op De Plek. Helemaal juist. Ik gaf hem het voordeel van de twijfel. Dommerik. Voor ik het wist werden mijn gehemelte, gebit en huig gelijktijdig aangevallen door zijn hysterisch op hol geslagen tong.
Vingerdik lag het erop, en heel mijn lichaam wist het. Het was er één, een kloothommel in maatpak. Een klerelijer met praatjes. En ik. Ik was erin gelopen. Dommerik.