zaterdag 16 oktober 2010

Ingelijst

Beste Mr. Jacobs,

Is het u ook al opgevallen, hoe het vaak een kader vergt eer we dingen

echt zien?

Wat is kunst anders dan een grote verzameling ingekaderde schoonheid, geframde wijsheid die in de wereld voor het rapen ligt?

Maar die we – bij gebrek aan kader – niet zagen.


Alsof een kader onze blik vastgrijpt, vestigt.

Onze ogen laat zien,

in plaats van kijken

naar een wereld die aan spoetniksnelheid voorbijflitst.

Godzijdank voor kaders, nu en dan.


En dus vraag ik het u mr. Jacobs, want het is toch een beetje uw sector,

waarom kwam, in deze wereld waar beperkingen zo oplosbaar zijn als dafalgan,

niemand ooit op het idee kaders te ontwerpen voor mensen?


Ik zie het al helemaal voor me, en u ongetwijfeld ook.

Zo'n strak design exemplaartje, dat je kunt aan- en afzetten,

al naar gelang je gemoed.

Het nieuwe must-have accessoire voor de bewuste consument, zeg maar.

Want zeg nu zelf, die bontbotten en etnische stofjes

zijn intussen toch nogal twothousandandnine geworden.


Het zou op slag ook een heleboel pijn de wereld uithelpen.

Want wie kreeg nog nooit het aloude 'je-ziet-me-gewoon-niet-staan'-verwijt naar zijn kop geslingerd.

Stiekem als een tijger komt het aangeslopen om je dan naar de keel te springen.

Geheel onverwacht, maar met de trefzekerheid van een kamikaze, komen ze aan,

die verwijten.

Want nee, je zag ze niet staan besef je nu.

Had toch je kader opgezet, denk je dan.

Want woorden dekken om een of andere reden de lading niet, op zo'n moment.

U weet wel, woorden en hun akelige noodzaak om alles tot feitelijkheid te reduceren.


Dus in plaats van die catwalk vol te stouwen met draken van schoenen,

waarop Mieke Modaal niet eens kan rechtstaan,

en waarnaast Jan Met De Pet meer een hobbit dan een man lijkt,

moest u misschien maar eens uw tanden in kaders zetten, beste mr. Jacobs.

Al was het maar om eindelijk eens een glimlachend model

in plaats van een uitgezogen zuurpruim

de wandeling van haar leven te zien maken.


Graag gedaan,


MaryLou Johnson.



dinsdag 24 augustus 2010

Kleine Pietjes

Zal ik jullie eens vertellen hoe op een heel simpele manier het leven voor ons, vrouwen, veel lichter was geweest? Als God bij de schepping voor standaardpiemels was gegaan. Unisize, zoals ze dat in 't Engels zo mooi zeggen.

Dan waren we alvast gespaard gebleven van kleingepiemelde dwergen, zoals deze die vanmiddag voor me reed. In een vlaag van iets wat heel sterk naar compensatie ruikt, had die man zich een tank van een wagen aangeschaft. U weet wel, zo eentje die zelfs in de Rocky Mountains der los over lijkt. Maar dan om in de Belgische vlakten mee rond te rijden. Los der los over dus.

Op zich best een grappig beeld, die verhoudingen die volledig fout zaten. Denk Bart De Wever op een shetland. Maar dan omgekeerd. Dus eerder, Herman Van Rompuy op een Brabantsch Trekpaard.

Allemaal grappig inderdaad, tot die minilul voor jou komt rijden in de versmalde rijstroken op de E40 naar Erpe-Mere. Juist op die dag dat je klok al onheilspellend TE LAAT lijkt te grijnzen. En juist op het moment dat door de boxen van je auto dé plaat schalt die in alle talen van de wereld EN GAAN betekent.

En dan moet jij remmen. Want meneer de held durft eigenlijk niet zo goed. U weet wel, brede camions op versmalde rijstroken. Langs de ene kant die borduur die onheilspellend langs je heen flitst, met af en toe een uithangende tak die in je voorruit kletst. Langs de andere kant die draken van camions, waarnaast je toch maar een beetje petieterig lijkt, zo in die versmalde rijstroken. Zelfs in een quasi gepantserd voertuig.

Natuurlijk weet ik dat wel. Ik was er ook. Maar rij dan toch àchter die vervloekte truck. Want aan 50 km/u kom je 'm heus niet voorbij. Zelfs niet in die adembenemende koets van jou.

Maar neehee. Geen haar op zijn – zo kon ik later in de verlossende inhaalbeweging opmerken – kalende hoofd die daaraan dacht. Dan kon hij evengoed voor een Twingo zijn gegaan.

En dus werd het een hele lange en pijnlijke rit, die dag in de versmalde rijstroken naar Erpe Mere.

En bedacht ik bij mezelf, toen ik belachelijk aggressief voorbijstak en met mijn blik de man trachtte dood te bliksemen die ocharme amper boven het raampje uitstak, Standaardpiemels. Was toch voor Standaardpiemels gegaan.

vrijdag 25 juni 2010

Sjabloon


Ik hou ook van jou”
Domweg.
Voorgekauwd en klaargestoomd. Eén toetsklik verwijderd van uw
geliefde, staat het daar vals te pronken. Tussen – indien mogelijk
– nog emotielozere sjablonen als “Zit in vergadering” en “Zie je bij"

Sorry beste NokiaNerds,
maar dat is een stap te ver.

Alsof je zo'n bericht zomaar even
tussen de soep en de petatten de wereld instuurt?!

Alsof je zo'n bericht zo vaak verstuurt,
dat je der maar best een sjabloontje kan van maken om toch niet steeds
al je kostbare tijd te moeten versassen aan het typen van die mededeling?!

Alsof 'ik hou ook van jou' het antwoord is dat je wilt gaan geven
– laat staan krijgen -
op het vrij voor de hand liggende bericht dat jouw antwoord uitlokte?!

Jaja,
consumptiemaatschappij, dit en dat,
en de mens is een lui wezen
en weet ik veel met welke kletskoek jullie mij nog om de oren zullen slaan.
Maar sta me toe jullie toch even op iets heelkleins te wijzen:
Belofte maakt schuld.

En is jullie slogan niet sinds eeuwig
het less-is-more, modern poëtische klinkende
Connecting People
geweest?

Wel dan.

Laat ik jullie nog net op ietsandersheelkleins wijzen:
Door GSM toestellen de wijde wereld in te sturen
waarin sjablonen vervat zitten zoals
"Ik hou ook van jou"
Breng je mensen heus niet dichter bij elkaar.

Integendeel.

Daarmee verbind je op zijn best
gesjabloneerde nokiakloontjes & inspiratieloze eikels.

Dus misschien wordt het wel eens tijd om een andere slogan te overwegen?

Connecting uninspired assholes,
bijvoorbeeld.

Dat is tenminste eerlijk,
sukkels.

zaterdag 12 juni 2010

Who needs Waldo anyway?!

I realised that life is kind of like a page in one of those Where's Waldo books. Same overwhelming mess of ill-suited elements. A big fat chaos with no sense of purpose or direction. But for those paying close attention, interwoven in the messy whole are sneaky dashes of funny details. A striped-shorts-wearing Santa snorkling. Just above the bottom of the sea, just about deep enough for the snorkle to be completely superfluous, for example. Or that one character, running about lost, and so out of tune, as if it had just landed there straight out of another comic.


The funny thing about these details is that they completely take you by surprise. There you are eyeballing your ass off to find our sneakily snuck-out Waldo friend. You are so completely focused on your mission that, obviously, he's the one thing your eye doesn't stumble on. Which is exactly when a funny little detail comes along and rams into you like a suicidal rhino. The shock of surprise is thus, that by the time you recover, magically, it seems like that detail is actually what you were looking for all along.

WHO NEEDS WALDO ANYWAY?!

You think to yourself smiling, and turn the page.


So there I was, staring my eyes out on a pair of issues that had decided to colonize my mind for the week. Over-eagerly trying to find Waldo in the big mess, which again I didn't, of course.

Instead, a funny little detail snuck into my vision.

There was this homeless man who had completely turned his back on life. Or the other way around, I don't who started. But still, he was sitting there radiating careless detachment from this world.

Shoes?!

Who needs them anyway? Same goes for job, friends, family, home, toothbrush, and next in line is probably clothes – although that would force him into migrating South, which may be slightly more problematic.

Anyways.

He wore this attitude as if nothing, absolutely nothing, mattered to him. Nothing except for one little tiny thing. His God-Knows-How-Manieth-But-Still-As-Holy-As-The-Very-First-He-Ever-Drank can of beer. None of that cheap Cara shit for him. No, today it was sunny, and he had just treated himself a Maes.

In style.

He had even got himself a little plastic cup he was pouring his magical potion into.

In style.

Had his hands not been so sore from countless icecold starry nights, for sure he had lifted his pinky while pouring it. Glass decently tilted in the required 45° angle. For a second they went hand in hand again, him and life.


WHO NEEDS WALDO ANYWAY?!

I thought smiling, and walked on carelessly and light as sunshine.

donderdag 27 mei 2010

Apocalyps

Beste Maya-minnende onheilsprofeten,


Moest dat nu echt?


Zomaar aan de grote klok gaan hangen dat de wereld op 21 December 2012 vergaat? Kon het niet gewoon een kneuterig 'happy-few-geheimpje' blijven waarover samenzweerderig gefluisterd wordt op jullie theekransen?

Want werkelijk, wat hoopten jullie te bereiken met al dat apocalyptische geleuter? Een massale piek van de bunkerbouw in de Afrikaanse woestijnen? Met het aanzwengelen van de economie tot gevolg? Of het stelselmatig beslag leggen op dierenkoppels om in onze Arken van Noach te parkeren? Gewoon om es te zien wat dat geeft, een lege savanne? Of misschien hoopten jullie stiekem de wereld in een fin-de-siècle anarchie te doen duiken, waar circusapen zoals jullie de plak kunnen zwaaien?

Weten jullie wat ik denk? Aandacht. Niet meer en niet minder dan een spastisch uitgevallen aandachtskramp is het, heel jullie oproep.


Ja, ik ben kwaad.


Maar ik zal jullie eens wat vertellen, stelletje zwartgebrilde feestpoepers. Jullie kutprofetie – wat er ook de reden van moge zijn – haalt amper iets uit. Want behalve een knettergekke Zimbabwaanse president lijkt het er sterk op dat niemand anders al ijverig zijn ark aan het samenstellen is. En op een zonderlinge freak uit Deurne na, heb ik ook geen weet van verdere bouwaanvragen voor zonnestormschuilbunkers.


Waaruit ik opgelucht opmaken kan

dat de overgrote meerderheid van de mensen zich achter mijn oordeel schaart:


Sodemieter op met die kletskoek.


En als de wereld binnen twee jaar vergaat, dan zien we dat dan wel. Mij krijg je alvast me geen stokken opgesloten in één of andere bunker gevuld met dolgedraaide Nostradami. Wees daar maar zeker van. Neehee. Dan bouw ik liever mijn eigen ark, en laad ik die vol vrienden, wijn, gitaren, bloemen en pindanootjes, en gaan we gezamelijk en glorieus aan de zonnestorm ten onder. Zo.


Sukkels.

zondag 16 mei 2010

Besluitvorming

Besluitvorming,

heette het.

Als een dikke vette waarheid zat het in m'n gezicht.


Lange blauwige trappen,

die leidden naar het licht.


Bestippeld met mensen,

die ze plichtsbewust beklommen,

trap voor trap

stap voor stap.


Stap voor stap,

zoals in

zoals het hoort


Stap voor stap

zoals in

zoals ik het niet deed.


Besluitvorming

heette het

Als een dikke vette waarheid zat het in mijn gezicht.

donderdag 6 mei 2010

Dionysus

Ik weet waar

in deze godverlaten wereld,

Dionysus zich heeft verstopt.


In een klein hoekje

in de ziel van een vriend van me.


Zo.

En daar zit-ie veilig.

dinsdag 27 april 2010

Snodaard

Ik denk dat God zo nu en dan es gek wil gaan doen. Tussen alle aardbevingen en regeringscrisissen door gewoon es goe sleren. Los gehen, zoiets. Deze middag was ik de uitverkorene.


Ik slenterde rustig naar mijn werk terwijl mijn iPod de ene lekker schijf na de andere van mijn oorschelp doorsluisde naar mijn ziel. Tot plots – ik zat in shuffle-modus – de foute schijf opsprong. U weet wel, die foute schijf die op één of andere duistere wijze zijn weg wist te vinden naar je playlist en dan ongegeneerd door de luidsprekers komt knallen tijdens je allereerste kotfeestje. Twee akkoorden. Een fractie van een seconde slechts, en weg reputatie. Op slag vermorzeld, zoals een pakje carcotten waar een bijziende olifant ging op zitten.

Nu is het eigenlijk helemaal niet zo'n mysterie hoe die schijf op je 'FIEESTJEUH'-playlist is gekomen. Heel diep vanbinnen – daar op dat plaatsje waar nooitniemandanders komt – vind je deze plaat zonder meer geweldig. De soort plaat waarvan je later – eens je oud bent, je huid wat meer is doorgezakt en op één of andere reden je fierheid mee naar beneden heeft getrokken – luidkeels tegen je kinderen zult staan schreeuwen: “WA EEN PLAAT!” Of nog: “Luister goed jongens, DIT is muziek”.

U begint zich een beeld te vormen van wat ik bedoel? Zo heel stiekem begint er een nummertje door uw hoofd te spelen?

Wel. Op deze fantastische lentemiddag gleed mijn foute nummer aller tijden recht van de zonnestralen in mijn iPod. Al helemaal fantastisch was dat het nummer door mijn hoofdtelefoon kwam geknald, en voor de verandering eens niet door de luidsprekers op mijn kotfeestje.

De kust was veilig.

Ik kon stiekem helemaal opgaan in mijn foute trip.

Dacht ik.

Mijn verbeelding bleek meteen op post. Daar stond ik, in een siciliaanse openluchtclub uitgehouwen in uit de zee gerezen kliffen. Daar, want dat is zowat de enige plek ter wereld waar dit nummer ooit publiek zou worden gedraaid. Nachtelijke zeelucht in de haren, italian-style Martini in de hand, hete italiaanse spetter in de ooghoek.


En gaan,

dacht ik.


Tot ik verdacht veel glimlachende blikken op de gezichten van mijn tegenliggers kruiste. Een snelle check-up – kleedje zit nog steeds waar het hoort, gezicht is tandpasta-vrij, haar zit niet belachelijker dan anders – liet me al snel zonder uitsluitsel. Ik was het middagpauze-speeltje geworden van God. De Snodaard had mijn hoofdtelefoon omgetoverd tot luidsprekers en mijn gedachten geprojecteerd op een gigantisch scherm dat uit mijn hoofd was gerezen. Ik kon hem bijna zien zitten, gniffelenend in zijn wolkentroon. De Snodaard.

donderdag 15 april 2010

complot

Aan alle comploterende kutkoppels
die uitgerekend vanavond om kwartnatien
de niet te onderdrukken drang voelden
om samen verliefd te komen wezen
op de metro in sint katelijne,



Moest dat nu echt?

zaterdag 10 april 2010

Kletskoek en landmijnen

“Wist je dat bloemen verhalen vertellen?”

Gitzwarte herteogen werden zo mogelijk nog wijdser en haar kindermond-vol-tanden viel open. Hadden we in een cartoon gezeten, zou haar tong er ongetwijfeld nog zijn uitgerold, als een rode loper tot aan mijn voeten.

“Nee...”, stamelde ze ongelovig, pulkend aan het MegaMindy rekkertje in haar Palmboom.

“Echt waar!” bevestigde ik enthousiast maar tegelijk beseffend welk onheil ik mezelf op de nek haalde. Precies zoals dat verraderlijk klikje dat je bijna spottend komt vertellen dat je net op een landmijn bent gestapt.

“Hoe dan?”, vroeg ze onvermijdelijk

BAM

Helse seconden waarin het lijkt of je hart enkel maar bloed stuurt naar je hersenen om elke kleinste, op-sterven-na-dood gewaande lob waar toch nog een zuchtje fantasie is overgebleven heel even tot leven te brengen. Tik Tak Tik Tak... Tot je beseft dat fantasie – als het niet al heel lang geleden zijn biezen heeft gepakt uit het dor gerationaliseerde wezen dat je bent geworden – eerder in je hart dan in je hoofd vertoefd. Als een kolkende bergrivier wordt al het bloed naar je hart teruggesluisd. Tik Tak Tik Tak... De verwonderde kinderblik voor je, waarvoor je in de eerste plaats die kletskoek verkocht, vormt zich stilaan om tot een vraagteken-dwingend-naar-antwoord. Tik Tak Tik Tak... Je had het kunnen weten, dat de nieuwsgierigheid van een kind hongeriger is dan die van een weight ge-watchte olifant. Tik Tak Tik T...


“Het is heel simpel hoor”,

kwam er plots uit mijn mouw geschud

“Zal ik het je even voortonen?”


Ze knikte zo heftig dat 't even leek of haar wijd opengesperde ogen zo uit hun kassen zouden rollen. Met de zelfzekere stappen van een Chinese soldaat in parade stevende ik op een grote struik blauwe kegelvormige bloemen af, koos er eentje uit en stopte die zonder aarzelen in mijn oor. Wat stiekem gegniffel en hevig geknik later keerde ik triomferend naar mijn kleine belaagster terug.


“En? Wat heeft-ie gezegd?”

Even leek ik weer die onheilspellende klik te horen...

“ Ooooh.... Dat.. Dàt zou je graag weten he...?”

Tik Tak Tik Tak ...

Zwijgend staarde ze me aan.


Natuurlijk zou ze dat graag weten, en jij waarschijnlijk ook.

Haar wiebelende palmboompje ging van schattig naar mateloos irritant.


“Maar...

dat is een geheim natuurlijk.”

Zonder meer brilliant.

“Wil je 't zelf niet eens proberen?”

Dit wordt steeds beter...

Opnieuw dat woordeloze, overweldigde geknik. Lichaamstaal had het op dit punt overgenomen. Nog voor ik van mijn eigen stiekeme gesol was bekomen, was ze al weggestoven. Ze zat zo goed als in de struik gehurkt, en had die kegelvormige bloem zo diep in haar oren geboord dat-ie er bijna aan de andere kant terug uit stak. Vol spanning tuurden haar grote ogen in het rond. De volle vijf minuten zat ze daar, alvorens ze het ontgoocheld terug afdroop.


“En?” vroeg ik enthousiast?

- Wat ben ik vals -

“Ze zegt niets”, mompelde ze doorheen haar pruillip.

Ik kreeg er maar niet genoeg van.

“Je moet wel heeel lief zijn, en er heeel voorzichtig tegen praten.”

Vol versgebakken moed zocht ze een andere struik op.


Voor de rest van de middag zag ik haar niet meer, of het was sporadisch en altijd in één of andere struik. Die aaiend en ertegen pratend, en hem af en toe in haar oor proppend. En ik gniffelde, vertederd door zulk een prachtige naïviteit, waarschijnlijk. Maar eigenlijk vooral triomferend om mijn recent afgeweken averij en om het besef dat het kind in mij helemaal niet zo diep verscholen zat als ik soms durfde beweren.

donderdag 8 april 2010

Lady-beggars and cardboard signs

It was one of those rare sunny and warm march days in Belgium. Like a june-day whose timing was off. I had succesfully snuck out of the office to steal some of these exclusive sunrays. For about an hour or so, I had curled down in a chair on a lightly windy terrace in the warm shade of tall trees and read. As I floated back to work, still a little philosophical after my reading, I came by an old lady-beggar.

She was seated against a wall, amidst a mob of sunglassed, w(h)ining, salad-eating ladies and cigarsmoking men. It felt almost like someone had purposefully put her there but forgot the cardboard sign saying something like “What do you get someone who has it all? Might I suggest a tombstone saying 'So what?!'” Or simply “Leave your change and fuck off”.

She sat there, casually wearing her reebok sneakers she'd worn forever and that had almost turned vintage by now. Also, she was wearing a red Jet Air hat, which I very much doubted to be a memory of a long-gone sunny holiday. And if it were, which dramatically added to the tragicomic appearance of the woman.

“Good afternoon”, she said as I passed by. “ ' afternoon”, I mumbled incomprehensively but smiling and starkly staring ahead.

Hurrying on I was thoroughly disturbed by my reaction. It was dangling undecidedly somewhere in between genuine friendliness and unnerving awkwardness. As if my soul and mind had simultaneously sent completely opposite stimuli to my brain, and in some kind of system-overload it had found no better alternative than to have me execute both at the same time.


Then it dawned on me that I had witnessed exactly that reaction over a million times. People distressedly hurrying on as a beggar addressed them. As if it were a piece of furniture that had suddenly started speaking. The same I-have-no-default-reaction-to-this-situation helplessness of a comedian who just made a joke that nobody laughed at. And I couldn't help but wonder what it was that made them so uncomfortable to us.

Was it their blunt way of making us make up our minds? Since life had obviously forced them into one camp, the only fun left to them was poking our unpeaceful, un-made-up minds.

Or maybe we get confused because somehow we are well-aware that “Good afternoon” in Beggar-ese really means “Would you sponsor the next crate of beer and pack of cigarettes that will further fuck up my life, liver and lungs?”.

All this while everyday's paper is filled with endless opportunities to spend our charity-funds to. We get so overwhelmed with misery that, not knowing where to start helping or how, we don't start at all.


And it made me angry, this messy mixture of misery and confusion on such a beautiful day. Like a tiny cloud that had shaded my Utopia sun for a while.

Then it dawned on me that, as she was self-explanatorily sitting there, that reebok-wearing Jet Air-hattet lady-beggar, she really needed no cardboard sign at all.

zondag 4 april 2010

Joint Venture

Vermetel als het klinken mag, ik weet wat de wereld kan redden.


Een joint venture tussen dichters en ingenieurs



Een middel om verliefdheid eeuwig te rekken

Een printertje om aan te sluiten op je ziel en herinneringen af te drukken als polaroids

Een bril met innerlijke-schoonheids-visioen

Een woordenboek voor mensen die met hun hoofd over hun hart spreken

Een pakketje nieuwe kansen

Een ingebouwd fototoestelletje om beelden te schieten met je ogen

Het visitekaartje van uw beschermengel

Een lader voor uw batterijen

Een mute-knop voor vervelende mensen


Een vredesverdrag tussen Gevoel en Rede


Zo.

U bent toevallig ingenieur?




woensdag 31 maart 2010

Kloothommels in maatpak

Het begint met een streling door het haar. Net dat tikkeltje te ruig, en precies naast die plek waar het moet. U weet wel, die magische zone tussen de oorlel en het kaakbeen. Daar waar het kleine meisje van weleer zich nog steeds verborgen houdt, en bij iedere toevallige streling weer heel eventjes ontwaken mag.

Daar zat de hand dus niet. Vlak op mijn achterhoofd zat het, een net iets te weinig vrijblijvende druk in zijn richting uit te oefenen. Daar dus, waar agenten doorgaans kaalgeschoren hooligans-op-weg-naar-de-combi grijpen.

Inmiddels had de tweede hand al feilloos zijn weg gevonden naar dat andere Plekje. Daar waar de wervelkolom in het bekken uitmondt en verleidelijk de bips aankondigt. Op zulk een vlijtige manier werd daarover gewreven dat ik heel even twijfelde of hij niet stiekem gewoon dat achtergebleven klontertje andalouse van zijn recentelijk verorberde pita probeerde te verwijderen. Ik zweeg wijselijk.

En toen kwamen we aan op Honk II. In een plotse snok, als bij het liftje van een ruitenwasser waarvan de katrollen het heel even begaven, belandde zijn hand vlak op mijn kont. Daar bleef het heel even roerloos zitten. Alsof het van de emoties moest bekomen. Heel eventjes maar, want al snel konden de gleufjes mijner bips alweer van zijn volle wrijvende aandacht genieten. Inmiddels leek ook die andere hand te hunkeren naar een nieuwe level. Enthousiast schoot het ter hulp. Niet dat de eerste mijn – het moet gezegd – strakke kont niet alleen aankon, maar soit. Eerlijk is eerlijk. Jedem das Seine.

Dit alles gebeurde uiteraard blindelings en vlot, zonder ook maar één seconde oogcontact te verliezen. Ook hier net dat tikkeltje te diep om mij niet ontzettend ongemakkelijk te laten voelen. Personal Space? Kletskoek!

Konden ogen spreken, dan dompelde het gapende paar tegenover mij me ongetwijfeld onder in een hele pot vunzigheden, waar zelfs Emanuelle geïntimideerd van zou geraken. Als een vette paradox zat het in zijn gezicht: de combinatie van ongebreidelde lust in zijn blik en die tevergeefs voor de spiegel geoefende wat-ben-ik-toch-een-schatje-lach.

Jaha, natuurlijk lag het er vingerdik op, dat zo'n voorspel alleen maar onheil brengen kon. Maar het was die ene streling, rakelings over mijn wang tot in mijn haar. Recht op De Plek. Helemaal juist. Ik gaf hem het voordeel van de twijfel. Dommerik. Voor ik het wist werden mijn gehemelte, gebit en huig gelijktijdig aangevallen door zijn hysterisch op hol geslagen tong.

Vingerdik lag het erop, en heel mijn lichaam wist het. Het was er één, een kloothommel in maatpak. Een klerelijer met praatjes. En ik. Ik was erin gelopen. Dommerik.

vrijdag 26 maart 2010

Eaude

Eaude Vie,


Daar stond je dan, lonkend in al je hemelsheid. De prille, nog wat twijfelachtige eerste lentestralen lichtten je in een gloed van goud. Ik beheerste mijn spontane eerste impuls om naar je te reiken. Ik beheerste me, want ik wil je nog niet kwijt.


Nee, eerst wil ik dit hemelse moment vangen in een netje van woorden, welgewikt en voorzichtig geproefd, zoals ik die tegenwoordig zo trendy hapjes zou proeven. U weet wel, die miniatuur excuses voor een amuusje, vaak in een glazen buisje of lepeltje de grootte van je pink geserveerd. Voorzichtig, bijna bang om die ene verloren garnaal op zijn kussentje van zeven-verschillende-soorten-groenten-mousse te kwetsen. Met diezelfde voorzichtigheid kies ik mijn woorden, bang dat elke vorm van materialisering dit hemelse moment, deze droom die zich van dimensie vergiste, als een zeepbel zou doorprikken.


Want de gelukzaligheid die nu door mijn aderen stroomt als adrenaline, vervult me van zo'n diepe dankbaarheid. Om jou. Jouw bestaan en jouw aanwezigheid in mijn leven. Dank je, voor je medeplichtigheid in mijn momenten van stiekeme rebellie tegen de sleur. Voor de manier waarop je me woordeloos weet te inspireren, als een GPS die me telkens weer naadloos naar mijn ziel navigeert. Het leven kleurt licht en luchtig als jij er bent. Mensen zijn mooi, en de wereld is precies zoals die hoort te zijn, als jij er bent. Naast jou voel ik me vrouw, als in zelfstandige, don't-take-no-bullshit-from-no-one-vrouw, en tegelijk vrouw als in dat magisch, door intuïtie gestuurde en niet neer te pinnen wezen dat 's nachts in de sterren rijdt.


Jij, en enkel jij bent verantwoordelijk voor je eigen geluk,” strooide mijn moeder vermoedelijk van kindsaf aan al in mijn fruitpapjes. En zoals ik hier samen met jou zit, van het werk weggeslopen, gelokt naar dat eerste zonovergoten terrasje van het seizoen dat ingekleurd is met stralende, zonnebrillende mensen, kan ik die wijsheid enkel bevestigen. Ik glunder om dat sprankeltje gelukzalige zorgeloosheid die we net van 't leven wisten af te snoepen. Jij en ik, samen tegen een chagrijnige wereld die op automatische piloot lijkt te draaien. Ik en jij, mijn levenslustige levenslucht, mijn net-niet-verslaving, mijn levenswater.

Jij, mijn aperitief glaasje wijn op een doordeweekse woensdagmiddag.

maandag 22 maart 2010

Hermes

Het is die veel te lang uitgelopen donderdagavond in die veel te lange werkweek en ik sta mijn futloze achterwerk aan te schuiven in die veel te lange rij om van de trein te stappen. Voor mij staat een jonge snuiter te pronken, druipend in de zelfvoldaanheid. Diezelfde aura die je eerder bij mannen tegen de 40 zult opmerken, nadat ze effectief al het één en andere verwezenlijkt hebben. De opbouw van een succesvolle carrière bijvoorbeeld, of het onderhouden van vrouw, kinderen en minnares.

Ik neem even de tijd om heel zijn zelfvoldane figuur van kop tot teen te screenen, tot mijn blik struikelt. Zo ongeveer ter hoogte van zijn middel. Net onder dat prematuur hangende bierbuikje van hem. Daar zat het, als een opgeblonken jodenster – in mijn ogen. Een trofee in die van hem. Strak om zijn middel gegespt premium kwaliteit kalfsleder, samengehouden door een verdacht fel blinkende H-vormige gesp. In goud. Het was waarlijk geen zicht, de manier waarop dat jonkie daar stond: in die pauwerige contrapost waardoor zijn bourgeois heupsierraad helemaal op de voorgrond treden kon.

Even lachwekkend zelfbewust als een vijfjarige nadat ze zich eens helemaal heeft laten gaan in de kleer- en make-upkast van haar moeder. U weet wel: lippenstift tot aan bovenste oogleden, mascara keurig in het haar, strompelend in die hoge hakken, als sloten om haar kindervoetjes, en - niet te vergeten - de met sokken opgevulde BH, liefst over alle andere kledingstukken heen. Eenzelfde golf van vertederde “ach, kijk nou” kwam over mij heen bij 't aanschouwen van Jonge Adonis uit Sint-Martens-Latem. Alleen werden mijn tedere gevoelens al snel overschaduwd. Lichtelijk geïrriteerd werd ik van de enorme graad van nonsens die het hele tafereel uitstraalde.


Was de wereld een iets meer humoristische en eerlijke plek geweest, dan was ik op hem toegestapt en had ik het hem vlakaf gevraagd. Wat is toch het punt dat je hopeloos probeert te maken met het dragen van dat gedrocht? Want louter statement-loze esthetiek kan er toch onmogelijk achter zitten? Die riem heeft godverdomme nog minder sex-appeal dan de huidkleurige, net onder haar schort piepende nylonkousen van mijn grootmoeder.


Maar de wereld is niet echt een eerlijke plaats, en grappig is-ie al helemaal niet. Dus hield ik mijn bakkes, en bedacht dat die veel te lange werkweek maar eens dringend op zijn einde moest komen. Want dat de wereld een circus is, vol clowns met lege symbolen, dat wist ik al wel. Alleen is die vaststelling – om één of andere reden – zoveel onbeduidender op een zonovergoten aperitiefterrasje op zondagnamiddag.