Ik denk dat God zo nu en dan es gek wil gaan doen. Tussen alle aardbevingen en regeringscrisissen door gewoon es goe sleren. Los gehen, zoiets. Deze middag was ik de uitverkorene.
Ik slenterde rustig naar mijn werk terwijl mijn iPod de ene lekker schijf na de andere van mijn oorschelp doorsluisde naar mijn ziel. Tot plots – ik zat in shuffle-modus – de foute schijf opsprong. U weet wel, die foute schijf die op één of andere duistere wijze zijn weg wist te vinden naar je playlist en dan ongegeneerd door de luidsprekers komt knallen tijdens je allereerste kotfeestje. Twee akkoorden. Een fractie van een seconde slechts, en weg reputatie. Op slag vermorzeld, zoals een pakje carcotten waar een bijziende olifant ging op zitten.
Nu is het eigenlijk helemaal niet zo'n mysterie hoe die schijf op je 'FIEESTJEUH'-playlist is gekomen. Heel diep vanbinnen – daar op dat plaatsje waar nooitniemandanders komt – vind je deze plaat zonder meer geweldig. De soort plaat waarvan je later – eens je oud bent, je huid wat meer is doorgezakt en op één of andere reden je fierheid mee naar beneden heeft getrokken – luidkeels tegen je kinderen zult staan schreeuwen: “WA EEN PLAAT!” Of nog: “Luister goed jongens, DIT is muziek”.
U begint zich een beeld te vormen van wat ik bedoel? Zo heel stiekem begint er een nummertje door uw hoofd te spelen?
Wel. Op deze fantastische lentemiddag gleed mijn foute nummer aller tijden recht van de zonnestralen in mijn iPod. Al helemaal fantastisch was dat het nummer door mijn hoofdtelefoon kwam geknald, en voor de verandering eens niet door de luidsprekers op mijn kotfeestje.
De kust was veilig.
Ik kon stiekem helemaal opgaan in mijn foute trip.
Dacht ik.
Mijn verbeelding bleek meteen op post. Daar stond ik, in een siciliaanse openluchtclub uitgehouwen in uit de zee gerezen kliffen. Daar, want dat is zowat de enige plek ter wereld waar dit nummer ooit publiek zou worden gedraaid. Nachtelijke zeelucht in de haren, italian-style Martini in de hand, hete italiaanse spetter in de ooghoek.
En gaan,
dacht ik.
Tot ik verdacht veel glimlachende blikken op de gezichten van mijn tegenliggers kruiste. Een snelle check-up – kleedje zit nog steeds waar het hoort, gezicht is tandpasta-vrij, haar zit niet belachelijker dan anders – liet me al snel zonder uitsluitsel. Ik was het middagpauze-speeltje geworden van God. De Snodaard had mijn hoofdtelefoon omgetoverd tot luidsprekers en mijn gedachten geprojecteerd op een gigantisch scherm dat uit mijn hoofd was gerezen. Ik kon hem bijna zien zitten, gniffelenend in zijn wolkentroon. De Snodaard.
Leuk geschreven! Ook heel herkenbaar en vrolijk, enkel de italiaanse spetter misschien niet...
BeantwoordenVerwijderen