dinsdag 27 april 2010

Snodaard

Ik denk dat God zo nu en dan es gek wil gaan doen. Tussen alle aardbevingen en regeringscrisissen door gewoon es goe sleren. Los gehen, zoiets. Deze middag was ik de uitverkorene.


Ik slenterde rustig naar mijn werk terwijl mijn iPod de ene lekker schijf na de andere van mijn oorschelp doorsluisde naar mijn ziel. Tot plots – ik zat in shuffle-modus – de foute schijf opsprong. U weet wel, die foute schijf die op één of andere duistere wijze zijn weg wist te vinden naar je playlist en dan ongegeneerd door de luidsprekers komt knallen tijdens je allereerste kotfeestje. Twee akkoorden. Een fractie van een seconde slechts, en weg reputatie. Op slag vermorzeld, zoals een pakje carcotten waar een bijziende olifant ging op zitten.

Nu is het eigenlijk helemaal niet zo'n mysterie hoe die schijf op je 'FIEESTJEUH'-playlist is gekomen. Heel diep vanbinnen – daar op dat plaatsje waar nooitniemandanders komt – vind je deze plaat zonder meer geweldig. De soort plaat waarvan je later – eens je oud bent, je huid wat meer is doorgezakt en op één of andere reden je fierheid mee naar beneden heeft getrokken – luidkeels tegen je kinderen zult staan schreeuwen: “WA EEN PLAAT!” Of nog: “Luister goed jongens, DIT is muziek”.

U begint zich een beeld te vormen van wat ik bedoel? Zo heel stiekem begint er een nummertje door uw hoofd te spelen?

Wel. Op deze fantastische lentemiddag gleed mijn foute nummer aller tijden recht van de zonnestralen in mijn iPod. Al helemaal fantastisch was dat het nummer door mijn hoofdtelefoon kwam geknald, en voor de verandering eens niet door de luidsprekers op mijn kotfeestje.

De kust was veilig.

Ik kon stiekem helemaal opgaan in mijn foute trip.

Dacht ik.

Mijn verbeelding bleek meteen op post. Daar stond ik, in een siciliaanse openluchtclub uitgehouwen in uit de zee gerezen kliffen. Daar, want dat is zowat de enige plek ter wereld waar dit nummer ooit publiek zou worden gedraaid. Nachtelijke zeelucht in de haren, italian-style Martini in de hand, hete italiaanse spetter in de ooghoek.


En gaan,

dacht ik.


Tot ik verdacht veel glimlachende blikken op de gezichten van mijn tegenliggers kruiste. Een snelle check-up – kleedje zit nog steeds waar het hoort, gezicht is tandpasta-vrij, haar zit niet belachelijker dan anders – liet me al snel zonder uitsluitsel. Ik was het middagpauze-speeltje geworden van God. De Snodaard had mijn hoofdtelefoon omgetoverd tot luidsprekers en mijn gedachten geprojecteerd op een gigantisch scherm dat uit mijn hoofd was gerezen. Ik kon hem bijna zien zitten, gniffelenend in zijn wolkentroon. De Snodaard.

donderdag 15 april 2010

complot

Aan alle comploterende kutkoppels
die uitgerekend vanavond om kwartnatien
de niet te onderdrukken drang voelden
om samen verliefd te komen wezen
op de metro in sint katelijne,



Moest dat nu echt?

zaterdag 10 april 2010

Kletskoek en landmijnen

“Wist je dat bloemen verhalen vertellen?”

Gitzwarte herteogen werden zo mogelijk nog wijdser en haar kindermond-vol-tanden viel open. Hadden we in een cartoon gezeten, zou haar tong er ongetwijfeld nog zijn uitgerold, als een rode loper tot aan mijn voeten.

“Nee...”, stamelde ze ongelovig, pulkend aan het MegaMindy rekkertje in haar Palmboom.

“Echt waar!” bevestigde ik enthousiast maar tegelijk beseffend welk onheil ik mezelf op de nek haalde. Precies zoals dat verraderlijk klikje dat je bijna spottend komt vertellen dat je net op een landmijn bent gestapt.

“Hoe dan?”, vroeg ze onvermijdelijk

BAM

Helse seconden waarin het lijkt of je hart enkel maar bloed stuurt naar je hersenen om elke kleinste, op-sterven-na-dood gewaande lob waar toch nog een zuchtje fantasie is overgebleven heel even tot leven te brengen. Tik Tak Tik Tak... Tot je beseft dat fantasie – als het niet al heel lang geleden zijn biezen heeft gepakt uit het dor gerationaliseerde wezen dat je bent geworden – eerder in je hart dan in je hoofd vertoefd. Als een kolkende bergrivier wordt al het bloed naar je hart teruggesluisd. Tik Tak Tik Tak... De verwonderde kinderblik voor je, waarvoor je in de eerste plaats die kletskoek verkocht, vormt zich stilaan om tot een vraagteken-dwingend-naar-antwoord. Tik Tak Tik Tak... Je had het kunnen weten, dat de nieuwsgierigheid van een kind hongeriger is dan die van een weight ge-watchte olifant. Tik Tak Tik T...


“Het is heel simpel hoor”,

kwam er plots uit mijn mouw geschud

“Zal ik het je even voortonen?”


Ze knikte zo heftig dat 't even leek of haar wijd opengesperde ogen zo uit hun kassen zouden rollen. Met de zelfzekere stappen van een Chinese soldaat in parade stevende ik op een grote struik blauwe kegelvormige bloemen af, koos er eentje uit en stopte die zonder aarzelen in mijn oor. Wat stiekem gegniffel en hevig geknik later keerde ik triomferend naar mijn kleine belaagster terug.


“En? Wat heeft-ie gezegd?”

Even leek ik weer die onheilspellende klik te horen...

“ Ooooh.... Dat.. Dàt zou je graag weten he...?”

Tik Tak Tik Tak ...

Zwijgend staarde ze me aan.


Natuurlijk zou ze dat graag weten, en jij waarschijnlijk ook.

Haar wiebelende palmboompje ging van schattig naar mateloos irritant.


“Maar...

dat is een geheim natuurlijk.”

Zonder meer brilliant.

“Wil je 't zelf niet eens proberen?”

Dit wordt steeds beter...

Opnieuw dat woordeloze, overweldigde geknik. Lichaamstaal had het op dit punt overgenomen. Nog voor ik van mijn eigen stiekeme gesol was bekomen, was ze al weggestoven. Ze zat zo goed als in de struik gehurkt, en had die kegelvormige bloem zo diep in haar oren geboord dat-ie er bijna aan de andere kant terug uit stak. Vol spanning tuurden haar grote ogen in het rond. De volle vijf minuten zat ze daar, alvorens ze het ontgoocheld terug afdroop.


“En?” vroeg ik enthousiast?

- Wat ben ik vals -

“Ze zegt niets”, mompelde ze doorheen haar pruillip.

Ik kreeg er maar niet genoeg van.

“Je moet wel heeel lief zijn, en er heeel voorzichtig tegen praten.”

Vol versgebakken moed zocht ze een andere struik op.


Voor de rest van de middag zag ik haar niet meer, of het was sporadisch en altijd in één of andere struik. Die aaiend en ertegen pratend, en hem af en toe in haar oor proppend. En ik gniffelde, vertederd door zulk een prachtige naïviteit, waarschijnlijk. Maar eigenlijk vooral triomferend om mijn recent afgeweken averij en om het besef dat het kind in mij helemaal niet zo diep verscholen zat als ik soms durfde beweren.

donderdag 8 april 2010

Lady-beggars and cardboard signs

It was one of those rare sunny and warm march days in Belgium. Like a june-day whose timing was off. I had succesfully snuck out of the office to steal some of these exclusive sunrays. For about an hour or so, I had curled down in a chair on a lightly windy terrace in the warm shade of tall trees and read. As I floated back to work, still a little philosophical after my reading, I came by an old lady-beggar.

She was seated against a wall, amidst a mob of sunglassed, w(h)ining, salad-eating ladies and cigarsmoking men. It felt almost like someone had purposefully put her there but forgot the cardboard sign saying something like “What do you get someone who has it all? Might I suggest a tombstone saying 'So what?!'” Or simply “Leave your change and fuck off”.

She sat there, casually wearing her reebok sneakers she'd worn forever and that had almost turned vintage by now. Also, she was wearing a red Jet Air hat, which I very much doubted to be a memory of a long-gone sunny holiday. And if it were, which dramatically added to the tragicomic appearance of the woman.

“Good afternoon”, she said as I passed by. “ ' afternoon”, I mumbled incomprehensively but smiling and starkly staring ahead.

Hurrying on I was thoroughly disturbed by my reaction. It was dangling undecidedly somewhere in between genuine friendliness and unnerving awkwardness. As if my soul and mind had simultaneously sent completely opposite stimuli to my brain, and in some kind of system-overload it had found no better alternative than to have me execute both at the same time.


Then it dawned on me that I had witnessed exactly that reaction over a million times. People distressedly hurrying on as a beggar addressed them. As if it were a piece of furniture that had suddenly started speaking. The same I-have-no-default-reaction-to-this-situation helplessness of a comedian who just made a joke that nobody laughed at. And I couldn't help but wonder what it was that made them so uncomfortable to us.

Was it their blunt way of making us make up our minds? Since life had obviously forced them into one camp, the only fun left to them was poking our unpeaceful, un-made-up minds.

Or maybe we get confused because somehow we are well-aware that “Good afternoon” in Beggar-ese really means “Would you sponsor the next crate of beer and pack of cigarettes that will further fuck up my life, liver and lungs?”.

All this while everyday's paper is filled with endless opportunities to spend our charity-funds to. We get so overwhelmed with misery that, not knowing where to start helping or how, we don't start at all.


And it made me angry, this messy mixture of misery and confusion on such a beautiful day. Like a tiny cloud that had shaded my Utopia sun for a while.

Then it dawned on me that, as she was self-explanatorily sitting there, that reebok-wearing Jet Air-hattet lady-beggar, she really needed no cardboard sign at all.

zondag 4 april 2010

Joint Venture

Vermetel als het klinken mag, ik weet wat de wereld kan redden.


Een joint venture tussen dichters en ingenieurs



Een middel om verliefdheid eeuwig te rekken

Een printertje om aan te sluiten op je ziel en herinneringen af te drukken als polaroids

Een bril met innerlijke-schoonheids-visioen

Een woordenboek voor mensen die met hun hoofd over hun hart spreken

Een pakketje nieuwe kansen

Een ingebouwd fototoestelletje om beelden te schieten met je ogen

Het visitekaartje van uw beschermengel

Een lader voor uw batterijen

Een mute-knop voor vervelende mensen


Een vredesverdrag tussen Gevoel en Rede


Zo.

U bent toevallig ingenieur?